Alle artikelen

De classificatie van dromen

De classificatie van dromen
 

Als de VSD een vereniging voor de studie van vogels was, dan zouden we ons ongetwijfeld bezighouden met het indelen van ons studieobject in families, rassen (geni), soorten (species) en ondersoorten (sub-species.) Als de VSD wolken als studie-onderwerp had, of vlinders, of bomen, dan zouden we zeker ook dit ordeningsprincipe van Linnaeus [1] hanteren. Maar hoe zit dat met dromen? Karel Klumpers deed hier een onderzoekje naar en kwam tot de conclusie dat de classificatie van dromen al eeuwenoud is, maar helaas nog weinig voorstelt. Ligt hier een taak voor onze droomvereniging? Wie durft?

De 18e-eeuwse grondlegger van het moderne classificeren, de arts Carolus Linnaeus, bedacht een manier van ordenen, die bekend staat als de binomiale nomenclatuur. Volgens dit systeem rubriceer je fenomenen op grond van twee namen, een algemene naam en een specifieke naam. Je kunt dit vergelijken met achternamen en voornamen van mensen. Elke vogelaar weet dat een ‘Turdus Merula’ een merel is. Elke wolkenkenner weet dat met ‘Cumulus Humilis’ stapelwolken worden aangeduid, die een geringe verticale opbouw hebben. Kunnen dromen ook volgens de binomiale nomenclatuur worden gerubriceerd? En zo ja, wat zouden we daarmee opschieten?


Je zou kunnen tegenwerpen dat elke droom weer anders is (net zoals elke vogel een eigen individualiteit heeft en geen wolk hetzelfde is.) Waarom zou je dromen willen indelen in soorten en maten? Een reden kan zijn, dat het geven van soortnamen helpt om de betekenis van een droom beter te voelen. Toen ik me meer ging verdiepen in de namen van vogels (en van wolken en van bomen) merkte ik, dat ik scherper en gerichter ging kijken naar die levensvormen. Ze gingen meer voor me leven, ik zag meer details en mijn verwondering over de natuur werd groter. Toen ik mijn eigen dromen probeerde te classificeren, merkte ik een soortgelijk effect op. Zelfs indelingen waar ik op zich niet zo veel mee kan, helpen mij toch om beter, scherper en dieper naar mijn dromen te kijken.

 

Droomclassificatie door de eeuwen heen

Pogingen om via labels verder door te dringen in het mysterie van het dromen, is een praktijk van alle tijden. Een van de alleroudste teksten over dromen die we kennen, de Chester Beatty Papyrus III, [2] maakt onderscheid tussen goede dromen en boze dromen. Goede dromen zijn dromen die goede ontwikkelingen aankondigen (voorbeeld: je droomt dat je wordt ondergedompeld in een rivier = je wordt gereinigd van alle kwaad.) Boze dromen zijn dromen die slechte ontwikkelingen aankondigen (voorbeeld: je droomt dat je bed in brand vliegt = je partner gaat er vandoor.) Een heel ander onderscheid komen we tegen bij de Griekse dichter Homerus. In zijn Odyssee wordt een prachtige droom beschreven van Penelope, de geduldig wachtende vrouw van Odysseus. Naar aanleiding van haar droom maakt Penelope onderscheid tussen ware en bedriegelijke dromen.[3]
 

Zo’n tien eeuwen later, omstreeks 180 na Christus, schreef de Griekse droomuitlegger Artemidoros van Daldis een droomboek dat de tand des tijds zou doorstaan, de Oneirocritica. [4] Artemidoros vraagt zich niet af of een droom waar dan wel bedrieglijk is. Zijn puzzel is: heeft een droom een diepere betekenis of is hij alleen het gevolg van een bepaalde lichamelijke of psychische toestand, zoals honger, dorst, een overladen maag, zorgen of verliefdheid. Dromen uit de laatste categorie spreken voor zichzelf en zijn verder zonder belang, meent Artemidoros. Enhypnia, voorstellingen in de slaap, noemt hij ze, in tegenstelling tot de Oneiroi, de echte dromen, die ons wél iets te zeggen hebben. De echte dromen heb je volgens Artemidoros in twee soorten: de aanschouwelijke en de symbolische.
 

Aanschouwelijke dromen zijn spiegeldromen, dat wil zeggen ze spiegelen de waakwerkelijkheid. Artemidoros zegt: bij aanschouwelijke dromen lijkt het ‘betekende’ op de droom. Voorbeeld: iemand is op zee en droomt dat zijn schip vergaat. Als hij wakker wordt blijkt het schip waarop hij is, inderdaad te zinken. Bij symbolische dromen spreekt de ziel in raadselen. Dan is er dus een droomuitlegger nodig om de analogie te ontdekken tussen het teken (de droom) en het betekende (datgene wat de ziel aan de dromer wil zeggen.)
 


De droom van Penelope:

Terwijl Odysseus over de wereld zwerft om zijn grote heldendaden te verrichten, wacht de trouwe Penelope thuis op haar man. Dat deze aantrekkelijke vrouw zonder partner is, blijft niet onopgemerkt. Wel honderd mannen (de zogenaamde ‘vrijers’) komen naar haar toe om hun geluk te beproeven. Het valt Penelope niet licht om deze mannen van zich af te houden. Het lijkt erop dat ze ambivalente gevoelens voor hen koestert. Niemand weet of haar echtgenoot ooit nog terug zal komen. Anderzijds irriteren de vrijers haar en wil ze rust. Dan krijgt ze een droom:
 

Ik zie mijn 20 ganzen die vrolijk tarwe eten. Uit de bergen komt een grote adelaar aangevlogen, die al mijn ganzen de nek breekt. In mijn droom moet ik vreselijk huilen, omdat mijn mooie huisdieren gedood zijn. De adelaar komt na een tijdje weer terug en gaat op een balk vlak bij me zitten. Met een menselijke stem zegt hij: “Dit is geen droom, maar een werkelijke geluk aankondigende verschijning, die voor jou in vervulling zal gaan. De ganzen zijn de vrijers en ik was, geloof me, voorheen een adelaar. Nu daarentegen ben ik gekomen als jouw echtgenoot, die op alle vrijers een schandelijke dood zal afsturen.”

Penelope vertelt dan: Zo sprak hij, maar de honingzoete slaap liet mij los; nadat ik angstig om mij heen had gekeken, zag ik de ganzen in het paleis tarwe vreten langs de trog, precies op de plek waar ze voorheen waren. Penelope had zich gehecht aan de vrijers, net als aan haar ganzen en ze twijfelt of ze de aankondiging in de droom (dat haar man weer terug komt) mag geloven. Ze zegt: er zijn twee soorten dromen, ware en bedrieglijke. De ware dromen komen door de gladde, hoornen poort, de bedrieglijke door de gezaagde ivoren poort. Ware dromen komen uit, de bedrieglijke misleiden je.

Bron: Homerus, Odyssee, boek XIX


 

De droomindeling van Hugues la Scève

Slaap- en droomexpert Michel Jouvet [5] publiceerde in 1994 een curieuze roman: De dromenweger. Als romanliefhebber zou ik geen woord vuil hebben gemaakt aan dit boek, omdat het naar mijn smaak een geringe literaire waarde heeft. Voor droomstudenten bevat het boek volgens mij wel interessante elementen. De hoofdpersoon uit de roman, Hugues La Scève, is een 18e eeuwse amateurwetenschapper die gefascineerd is door de vraag hoe hij zijn dromen het beste kan ‘vergelijken, tellen en rangschikken.’ La Scève is ervan overtuigd dat dromen altijd geïnspireerd worden door de waakwerkelijheid. Zijn eerste indeling maakt hij dan ook op grond van de tijd die verstreken is tussen de gebeurtenissen in de waaktoestand en de dromen die daarmee verband houden. (Hij vatte iedere droomherinnering kort samen op een kartonnen kaartje en gaf de linkerrand van elk kaartje een eigen kleur, afhankelijk van de verstreken tijd.)
 

Ik heb dit voor de aardigheid ook eens gedaan bij een aantal van mijn dromen.[6] Bij elke vraag vroeg ik me af naar welke tijd in het wakend leven de droom leek te verwijzen. Dat valt nog niet mee! In sommige van mijn dromen komen scènes en mensen voor die ik een dag geleden heb ontmoet, maar - zoals iedere droomstudent sinds Freud weet - is dit alleen het materiaal waaruit de droom is opgebouwd. Als ik droom over de vrienden die gister op bezoek waren, hoeft dit nog niet te betekenen dat mijn droom dus over de ontmoeting van gisteren ging. Veel vaker gaan mijn dromen over diepere thema’s, die soms al jaren spelen. Welke kleur moet je zo’n droomverslag dan geven? Bovendien lukt het mij lang niet altijd om gebeurtenissen uit mijn dromen in mijn waakleven terug te vinden. De lezer van de roman wordt tot vervelens toe om de oren geslagen met een uitspraak van Aristoteles ‘Nihil est in somniorum intellectu quod non fuorit prior in sensu’ (oftewel: Niets in de geest kan bestaan, tenzij het ook in de zintuigelijke wereld bestaat.’) Dit uitgangspunt van La Scève beperkt zijn droominterpretaties drastisch! Toch vond ik het een waardevol experiment. Zelfs een onpraktisch classificatiesysteem dwingt je scherper en dieper naar je dromen te kijken.


Nadat La Scève zijn kaartjes van een kleur had voorzien, maakte hij een verdere verdeling op grond van 11 thema’s: beeld, geluid, smaak, pijn – water, vuur, lucht (o.a. levitatie) en aarde (o.a. dood) – bloed (verwondingen, oorlog, heelkunde), dieren en erotische dromen.

 

Moderne droomclassificatie

Ik maak nu een sprong naar onze tijd. Het modernere droomwerk begint met Freud en Jung. Hebben zij zich bezig gehouden met de indeling van dromen? Niet zo erg eigenlijk. De jonge Freud zag bijna elke droom als een verkapte vervulling van een onbewuste (meestal seksuele) wens. Later corrigeerde hij zichzelf en maakte onderscheid tussen verwerkingsdromen en dromen die onbewuste verlangens vertolken. Jung blinkt evenmin uit in classificaties. Wel maakt hij een belangrijk onderscheid tussen dromen die over persoonlijke zaken gaan en dromen die uit het collectieve geheugen van de mensheid komen.


In 1994 publiceerde transpersoonlijk psycholoog David Fontana Verborgen taal van dromen, wat grotendeels een droomwoordenboek is. Hij gebruikt diverse ingangen om de betekenis van dromen te achterhalen. Fontana beschrijft elf thema’s: verandering en transformatie/richting en identiteit/succes en mislukking/angst/welzijn en optimisme/gezag en verantwoordelijkheid/relaties/seksualiteit/ woede en frustratie/verlies en overlijden/religie en spiritualiteit. De lezer kan zien dat deze thema’s sterk afwijken van de thema’s van La Scève.


Ik heb bij Fontana hetzelfde experimentje gedaan als ik bij La Scève deed: een aantal van mijn dromen indelen op grond van de gepresenteerde classificatie. Resultaat: ongeveer de helft van mijn dromen kon ik kwijt in een van zijn ‘hokjes.’ De andere helft niet. (Fontana beschrijft overigens niet alleen thema’s als ingang, maar ook nog: symbolen, activiteiten en omstandigheden, handelingen, plaatsen van handeling en droombeelden. Daardoor wordt de kans om je dromen ergens onder te kunnen brengen veel groter.)


In 1999 publiceerde Patricia Garfield (bekend van haar boek Creative Dreaming en mede-oprichtster van onze Amerikaanse zusterorganisatie de International Association of the Study of Dreams) een artikel [7] waarin zij een voorstel deed dromen op grond van twaalf, volgens haar universele, thema’s in te delen. Deze thema’s wijken sterk af van die van Fontana. Een Nederlandse vertaling van het artikel valt te lezen in Het Droomjournaal van oktober 1999. De lezer snapt het al, ook bij haar deed ik een poging eigen dromen ‘op te bergen’ in de onderhavige classificatie. Het resultaat was nog bedroevender dan bij La Scève en Fontana: slechts drie van twaalf dromen kon ik erin kwijt. (Bij het bekijken van haar thema’s herinnerde ik me overigens wel bij elf van de twaalf voorgestelde rubrieken ooit een droom te hebben gehad die hierin zou passen.)
 

Het is blijkbaar lastig (misschien zelfs onmogelijk) een classificatie te ontwerpen waarin alle dromen onderdak kunnen vinden. Oneirologen bevinden zich wat dit betreft in goed gezelschap: ook biologen die door de millennia heen probeerden de levende wereld te classificeren, zijn tot op de dag van vandaag hierover aan het discussiëren. Wel zijn zij het al heel lang eens over drie ‘rijken’ die je kunt onderscheiden: het mensenrijk, het dierenrijk en het plantenrijk. [8]

Tore Nielsen

Droomprofessor Tore Nielsen uit Canada heeft ook (summier) zijn gedachten laten gaan over het indelen van dromen. Hij schetste in 2009 een droomclassificatie à la Linnaeus, waarin hij dromen als ‘familie’ indeelde met vier ‘rassen’: existentiële dromen, nachtmerries, alledaagse dromen en transcendente dromen. Deze vierdeling komt op mij over als een ideetje wat iemand, na een inval, op een bierviltje heeft genoteerd. Niet meer dan dat. De onderbouwing mist geheel. Het ontwerpen van een adequate classificatie is geen sinecure! (Van zijn ‘rassen’ werkte Nielsen de nachtmerrie uit in twee ‘soorten’: traumatisch en niet-traumatisch. Als ‘ondersoort’ noteert hij bij niet-traumatische nachtmerries: ‘opjaagdromen’, ‘verlamming’, ‘geweld’, ‘enz.’) [9]

 

De indeling van Bulkeley: grote en triviale dromen

Zou Kelly Bulkeley, directeur van waarschijnlijk het grootste digitale droomarchief ter wereld, met meer dan 30.000 droomverslagen (Sleep and Dream Database, SDDb) ons verder kunnen helpen? In zijn boek Big Dreams onderscheidt hij, in navolging van Jung, [10] ‘grote’ en ‘gewone, triviale’ dromen. De meeste dromen worden weer snel vergeten maar een kleine minderheid niet. Volgens Bulkeley gaat het meestal om ongewoon levendige, intense dromen, die we ons weken, maanden, ja zelfs jaren later nog kunnen herinneren. Deze zeldzame ‘zwarte zwanen’ onder de dromen worden in droomlaboratoria vaak gemist; dromende proefpersonen worden kunstmatig geholpen zich dromen te herinneren die ze in het normale leven direct weer zouden vergeten. De Grote dromen worden volgens de auteur zelden in een droomlaboratorium gedroomd. Bulkeley onderscheidt vier prototypen van grote dromen: agressieve dromen, seksuele dromen, val- en vliegdromen en mystieke dromen. Deze prototypen kenmerken zich volgens hem door een verschillend soort emotie en fysiologische opwinding. [11] Bijzonder aan de bijdrage van Bulkeley vind ik dat hij zijn rangschikking enigszins onderbouwt. Maar…als ik naar mijn eigen grote dromen kijk, kan ik ze helaas lang niet altijd onderbrengen in het systeem van Bulkeley. Er is dus nog steeds werk aan de winkel.

 

Indeling in bewustzijnsdimensies door Klinkhamer

Last but not least, het belangwekkende droomboek De nachtelijke reis uit 2017 van Bas Klinkhamer. Klinkhamer kiest voor een originele invalshoek. Hij onderscheidt drie dimensies van bewustzijn in het dromenrijk. De nachtelijke reis gaat van donker naar licht. In het begin van de reis zijn we in de dimensie van de psyche waarin indrukken en gebeurtenissen van overdag verwerkt worden en verborgen delen van onze persoonlijkheid en ons karakter tevoorschijn komen. Halverwege de nacht arriveren we in de dimensie van het innerlijk weten, waar je levensweg centraal staat. De dromen in deze dimensie tonen ‘datgene wat je weet, maar waarvan je jezelf niet bewust was. Bijvoorbeeld hoe je relatie is tot anderen, welke richting je wilt gaan in je leven, welk zielsverlangen je hebt.’ Aan het eind van de nacht komen we in de dimensie van het mysterie. ‘In je dromen kun je voorspellende inzichten krijgen, in contact staan met gidsen, engelen, overledenen en zielen die niet in deze wereld bij je zijn, maar wel in de wereld van de droom.’


Dit boek heeft, van alle droomliteratuur die ik tot nu toe bestudeerd heb, het meeste indruk op mij gemaakt. (Afgezien misschien van Gestalt Therapy Verbatim van Perls en De droomduiding van Freud.) Dromen beschouwen vanuit het perspectief van bewustzijn, lijkt mij uiterst nuttig. Wat ik niet herken bij Klinkhamer is zijn stelling dat dromen, naarmate de nacht verstrijkt, meer naar het mysterie neigen. Om dit te checken heb ik een jaar lang bij al mijn (herinnerde) dromen genoteerd, hoe laat ik ze ongeveer kreeg. Dit betreft meer dan 100 dromen. Als ik die dromen vervolgens over de drie dimensies van Klinkhamer verdeel, zie ik qua tijdstip, het gesuggereerde verband niet terug. Ik ben heel benieuwd hoe dat bij andere dromers is. Los hiervan heeft Bas, in mijn ogen, een fenomenale prestatie met dit boek geleverd.

Samenvatting en nawoord

In deze tekst worden diverse droomrangschikkingen tegen het licht gehouden, die door de eeuwen heen gebruikt zijn door droomexperts. Het uitproberen van verschillende droomclassificaties vond ik inspirerend. De besproken taxonomieën lijken echter tamelijk willekeurig, onvolledig en vrijwel zonder onderbouwing te zijn opgesteld. Mijn eigen dromen passen vaker niet dan wel in de voorgestelde hokjes. Het meest enthousiast ben ik nog over twee recente publicaties, die van Bulkeley (2016) die onderscheid maakt tussen grote en triviale dromen en dit ook onderbouwt, en die van Klinkhamer (2017) die dromen indeelt in dimensies van bewustzijn. Toch heb ik ook bij hun indelingen het gevoel dat ze, met alle respect, nog maar een beginnetje zijn. Is het degelijk classificeren van dromen eigenlijk wel mogelijk?
 

Ik begon mijn onderzoekje met de classificatie van Linnaeus, maar realiseer me inmiddels dat hij zich bezig hield met de levende natuur. Hoe levendig dromen ook kunnen zijn, dromen zijn fenomenen uit het geestenrijk. Waarschijnlijk zullen we dus op zoek moeten naar andere classificatie-criteria. Maar welke? Ik besprak achtereenvolgens classificaties op grond van:

- de AARD VAN DE VOORSPELLING (gunstig en ongunstigCHESTER BEATTY III

- de JUISTHEID VAN DE VOORSPELLING (waar en bedrieglijkHOMERUS

- de RELATIE MET DE WAAKWERKELIJKHEID (spiegelend en symbolischARTEMIDOROS

- de VERSTREKEN TIJD (spiegeling van waakwerkelijkheidLA CLÈVE

de INHOUD (thema’sLA CLÈVE, FONTANA, GARFIELD

- de FUNCTIE (verwerken en vertolkenFREUD

de OORSPRONG (persoonlijk en collectiefJUNG

- de INTENSITEIT (triviaal en indrukwekkendBULKELEY

- het NIVEAU VAN BEWUSTZIJN (donker en lichtKLINKHAMER


Steeds weer andere indelingscriteria dus. Je kunt het vergelijken met het opbergen van je boeken in een boekenkast. Je kunt dit zonder enige ordening doen, of op alfabet van de achternaam van de auteur, of op grond van de inhoud van de boeken (Bijvoorbeeld: fictie/nonfictie, romans, poëzie, filosofie, psychologie, spiritueel enz.) of op kleur, of op het formaat, of op... De mogelijke ordeningscriteria zijn eindeloos! Misschien is het specifieke criterium niet zo belangrijk, als je zelf maar onthoudt welk ordeningscriterium je gebruikt hebt, zodat je zelf snel iets op kunt zoeken.


Ordenen, classificeren, inventariseren, taxeren, rubriceren, catalogiseren…het zijn allemaal begrippen die naar een verwante bezigheid lijken te verwijzen. In mijn tekst heb ik ze min of meer als synoniemen gebruikt. Strikt genomen zou je kunnen zeggen dat classificeren meer behelst. Het is eigenlijk: verzamelen + ordenen. Iedereen die dromen in een dagboek noteert verzamelt dromen. Of preciezer gezegd: verzamelt droomverslagen (of droomherinneringen.) Je kunt het daarbij laten, maar elke serieuze verzamelaar krijgt, als de verzameling groeit, te maken met het ordeningsprobleem. Toen het aantal kruidenpotjes in onze keuken groeide, vroegen mijn vrouw en ik ons af hoe we ze zo konden ordenen dat we een bepaald kruid snel terug kunnen vinden. Hoe orden je een droomdagboek wat steeds omvangrijker wordt?


Classificeren kan, net als verzamelen, een verslavend effect hebben. In een leuk artikel over ‘hoarding’ (een extreme variant van verzamelen, waarbij het verzamelen tot een dwang is uitgegroeid) las ik: ‘Verzamelaar zijn’ kan een onderdeel van onze identiteit worden. Het experimenteren met het classificeren en ordenen kan gezien worden als een poging om enigszins grip te krijgen op de wereld en zo onze angsten en onzekerheden verdunnen: controlebehoefte dus.’ [13] Is willen classificeren van dromen een dwaalweg? Het woord is aan de lezer.

Referenties:

1. Wolken zijn strikt genomen geen levende wezens, want ze kunnen zich niet voortplanten. Toch worden ook wolken ingedeeld volgens het classificatiesysteem van Linnaeus. De eerste indeling van wolken bevat meestal een lokaal criterium: hoe ver zijn ze van de aarde verwijderd? Internationaal spreken wolkenkenners van de ‘familie van ‘cirruswolken’ (mooi-weer-wolken, heel hoog), de ‘familie van cumuluswolken’) (stapel- of bloemkoolwolken, middelhoog) en ‘de familie van strata’ (grijze regenwolken, laaghangend.)

2. Het ontstaan van The Chester Beatty Papyrus III wordt geschat op 1220 voor Christus. De tekst dankt zijn naam aan de verzamelaar Chester Beatty die deze op papyrus geschreven tekst, in het begin van de 20e eeuw van een Egyptische handelaar kocht.

3. Men schat dat de Odyssee omstreeks 800 voor Christus is opgetekend.

4. Artemidoros van Daldis wordt nog altijd gelezen. Zijn Droomboek werd in 2003 opnieuw uitgegeven. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Simone Mooij-Valk.

5. De Franse neurowetenschapper Michel Jouvet (1925-2017) was een Franse pionier op het terrein van het slaaponderzoek. Hij was hoogleraar Experimentele Geneeskunde aan de Universiteit van Lyon. De dromenweger (oorspronkelijke titel: Le Château des songes) was zijn eerste roman

Erdmute Klein publiceerde in 2005 De Kunst van dromen, een verzameling van ‘de beste verhalen en de diepste inzichten’ over dromen – aldus de flaptekst. Vanaf p.82 vinden we fragmenten uit het (gefingeerde) dagboek van Hugues la Scève. Ik vind dat Klein een uitstekende selectie heeft gemaakt uit de roman van Jouvet en het lezen van haar hoofdstuk maakt m.i. het lezen van de roman overbodig.

6. Toen de verzameling van mijn eigen droomverslagen begon uit te dijen, ben ik begonnen elk droomverslag een nummer te geven. Mijn experimentje heb ik gedaan met droom 351 t/m 362.

7. In Het Droomjournaal van oktober 1999 (jrg.4, nr.2) vinden we de integrale tekst van Patricia Garfield. Ze stelt ‘op grond van meer dan 1000 dromen’ de volgende thematische indeling voor: 1. Achtervolging of aanval, 2. Letsel of dood, 3. Pech onderweg, 4. Schade of verlies van huis en bezittingen, 5. Verknoeid examen of andere slechte prestaties, 6. Vallen of verdrinken, 7. Naakt of niet-passend gekleed zijn in het openbaar, 8. De boot of een ander vervoermiddel missen, 9. Problemen met apparaten en telefoon, 10. Natuurlijke of door mensen veroorzaakte rampen, 11. Verdwaald of gevangen zijn, 12. Dreiging door een overledene.

8. Erkens, R.H.J (2002) Systematiek en de classificatie van het leven. www.nemokennislink.nl

9. Nielsen, T. (2009) Dream Analysis and Classification. In Kryger, H. e.a. Principles and Practices of Sleep Medicine.

10. Jung heeft hierover geschreven: ‘Niet alle dromen zijn van hetzelfde belang. Primitieve mensen onderscheiden al ‘kleine’ en ‘grote’ dromen. Wij zouden zeggen ‘onbetekenende’ en ‘belangrijke’ dromen. Nauwkeuriger gezien zijn de ‘kleine’ dromen de gebruikelijke nachtelijke fantasiefragmenten die afkomstig zijn uit de subjectieve en persoonlijke sfeer. Hun betekenis is beperkt tot de zaken van alledag. Daarom worden ook dit soort dromen gemakkelijk vergeten, juist omdat hun geldigheid niet verder reikt dan de dagelijkse ups en downs van het psychische evenwicht. Betekenisvolle dromen echter worden vaak een leven lang onthouden en niet zelden vormen ze het hoogtepunt van de schatkamer van psychische belevingen. Bron: Jung, C.G (1945) Over het wezen van dromen. In: Jung, C.G. Dromen.

11. Kelly Bulkeley (2016) Big Dreams

12. Zie: De dieperliggende motivaties achter verzamel- en hoardgedrag www.marketingfacts.nl/berichten/motivaties-achter-verzamel-en-hoardgedra


De dromen in de roman ‘Een roos van vlees’ van Jan Wolkers
08dec

De dromen in de roman ‘Een roos van vlees’ van Jan Wolkers

De dromen in de roman ‘Een roos van vlees’ van Jan Wolkers Het opnemen van nachtdromen in de Nederlandse literatuur is beperkt....

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen